Gedicht
1/1

hoeveel onzichtbare tijd
vraagt het ons
om hier uit de grond te borrelen
aders en holtes
verdonkeremanen onze gretigheid
gezuiverd door zand en kiezel
banen we ons een weg
door de gewassen stad
en storten ons 
met vreugdevol geruis
naar beneden
niemand nee niemand
houdt ons nog tegen
we reizen licht
waar we naartoe gaan
willen we niet veel dragen