Gedicht
38/100

Elk huis moet ademen.
Daarom gooien we ramen open
en we kruipen in wolkachtige skeletten,

we klampen ons vast aan een verleden
waarvan we de veters hebben gestrikt,
maar dat toch verder en verder wegglijdt

in poelen, rond en bruin,
op pootjes, nog onkundig,

ons eerste verlangen
de veilige dekking
van een herenzakdoek.