Gedicht
1/100

verweesd

we lieten het huis helemaal alleen achter.

zijn sterke rode stenen, zijn ramen

met gordijnen ervoor, zijn afgesleten trappen,

het dorstige tuintje ook, en de deuren vooral,

de moegetergde, op slot gedane deuren.


we traden buiten zijn voegen,

hadden elkaar meegenomen nadat we

onze dromen hadden samengelegd en gelezen.


ver weg hoorden we het huis in ons binnenste,

we misten het, zijn zang en warme muren,

en gingen terug naar waar hij met engelengeduld

wachtte, op ons, voortvluchtigen.