Esther Jansma is waarschijnlijk de enige Nederlandse dichter die als dendrochronologe werkzaam is. Zij promoveerde in 1995 op een proefschrift over het nut van jaarringen-onderzoek van eikenbomen voor de archeologie. Ze debuteerde in 1988 als dichteres met de bundel Stem onder mijn bed, waarin een soort archeologie van het eigen persoonlijk leven wordt bedreven en herinneringen aan overledenen in rationele gedichten worden opgeroepen.
Waar het begint
De grond en alles wat eruit steekt
aan stenen, stukken plastic, gras,
is de rand van de lucht
net als stoeptegels, klinkers en hierbinnen
het stucwerk en de glimmertjes erin,
een rood tapijtje en de boekenkast -
je leeft op de rand van vallen en vliegen,
het is jouw huid waar dit voortdurend
ontstaat: de eindeloze ruimte, alles.