Gedicht
1/1

Vuurtoren

Ik loop met mijn dochter door de slapende straat.

Het zwart sluit elke toegang af, ze vraagt
waar zijn bloemen goed voor als vruchten niet rijpen?

Ik zwijg, de nacht wordt groter door de bliksem.

Ik dacht dat ik op alles een antwoord kon geven,
seinen als een vuurtoren aan een verre kust.

Maar meer dan me voor haar bewaren kan ik niet.